In Fanny och Alexander (1982) keert de Zweedse regisseur Ingmar Bergman (1918-2007) terug naar zijn kinderjaren. In zijn memoires, die in 1987 werden uitgegeven onder de titel Laterna Magica, schrijft hij over deze jaren als een bijna magische tijd: ‘De dagen en uren ploften eerder bijna uit elkaar van merkwaardige gebeurtenissen, onverwachte beelden, magische momenten.’
In de film zien we deze magie vertolkt onder de vorm van kijkdozen, toverlantaarns, poppentheaters en schimmenspelen. Hoewel de film zich afspeelt aan het begin van de vorige eeuw (1907-1910), passeren vele vormen van negentiende eeuws visueel entertainment de revue.